Lang en kort, zwaar en licht
Meten en wegen
Over deze les
Wie wil weten hoe lang ie is, kan dat meten met een meetlint. Vroeger gebruikte mensen hun lichaam gebruiken om op een eenvoudige manier te meten. De leerlingen maken hun eigen duimstok. Wat zwaarder en wat lichter is, onderzoeken we met de balansweegschaal. Maar soms…weet je het gewoon niet precies. En dan moet je schatten, dus dat gaan we oefenen!
Leerdoelen:
- Meten doe je om te weten hoe lang of breed iets is.
- Meetlint en liniaal zijn voorbeelden van meetinstrumenten.
- Meter en centimeter zijn voorbeelden van maten.
- Je kan ook meten met lichaamsdelen zoals bijvoorbeeld je duim.
- Een balansweegschaal beweegt op en neer.
- De zwaarste kant hangt beneden, de lichtste kant boven.
- Het gewicht is gelijk als de schaal in balans is.
- Gewicht schatten betekent gokken hoeveel iets weegt.
- Aan een voorwerp kun je niet altijd zien of het zwaar of licht is.
- Een digitale weegschaal geeft met nummers aan hoeveel je weegt.
- Gewicht benoemen we in grammen of kilogrammen.
- Elke vloeistof heeft een andere dichtheid.
- Dichtheid meet de massa van een object bij een bepaald volume.
Kerndoel(en):
- 23 De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken.
- 24 De leerlingen leren praktische en formele rekenwiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven.
- 25 De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.
- 42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.
- 44 De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.